Ontgroeningsopdracht Michael Van Craen (2011-2012)
Het betreft hier de doopopdracht van Michael Van Craen schacht in het academiejaar 2011-2012 en petekind van commilito Aart Dekkers v. Buurman. De schacht moest als geschiedenisstudent op een originele manier een verhaal vertellen waarin hij de centrale rol vervulde en een inkijk geven in zijn leven. Omdat memoires op tweeëntwintig jaar nogal vreemd zijn, zal het hiernavolgende verhaal – dat in versvorm werd geschreven – korte anekdotes en een aantal ankerpunten meedelen uit het leven van deze schacht. Het is echter zeer summier en er is nog veel ruimte om er dieper op in te gaan in een persoonlijk gesprek. Hier en daar werd al eens iets mooier voorgesteld en sommige gebeurtenissen die liever niet op papier werden gezet komen hier niet in voor. Ik hoop dat dit verhaal enigszins een beeld kan schetsen van een bijzondere levensloop.
Het gebeurde op een lente dag
Dat ik voor ’t eerst het daglicht zag
Met Pasen zelfs o, jongens wat een feest.
Ik werd genoemd naar Michaël,
De aartsengel dat weet u wel,
Maar dan in het Engels, want dat vond mijn moeder beter.
Het begon wel wat in E-mineur,
Want mijn vader ging er snel van deur
En mijn moeder kwam dat nogal slecht te boven
U denkt nu wel, dat klinkt niet pluis
Wie geeft die jongen dan een thuis?
Wel mijn grootouders besloten mij te adopteren.
Dus des ondanks een vreemd begin
Kreeg ik toch nog een leuk gezin
Mijn grootouders die zorgden goed voor mij.
Ik werd gevoed met melk en pap
Met liefde en met appelsap
En zo begon ik langzaam aan te groeien.
Rond mijn pols kreeg ik een ballon
En wist die te pakken als het even kon
Als bij wonder leerde ik met deze list te lopen.
Ik leerde fietsen en mooi spreken
De trap op gaan zonder been te breken
En hoe ik naar het toilet moest gaan.
Ik ging dan naar de kleuterklas
Er was een juf die ons voor las
Over dieren, ridders, boten en kabouters.
Ik kon er met vele kinderen spelen
Een pestkop begon mij te vervelen
Van ergernis heb ik in zijn arm gebeten.
De familie zat er op te hopen
Toen besloot men mij te dopen
Van het schrikken gaf ik meneer pastoor een mep.
Ik kreeg een voetbal van mijn peter
en Legoblokjes van mijn meter
Zij gaven mij altijd veel cadeaus.
De kleuterschool waar ik van sprak
Had helaas een lekkend dak
En de stad liet het kleuterschooltje sluiten.
Ik mocht dan naar ’t college toe
Van Sint-Gummarus driewerf rahoe
Daar in Lier, dat stadje aan de Nete.
Ik leerde lezen en ook schrijven
En kon wel bij de pinken blijven
Alleen dat rekenen, dat viel dikwijls tegen.
Ik mocht ook naar de scouts toe gaan
En heb veel te danken aan
Maar ik was pas zes en kon dat nog niet weten.
Kat en muis of tikkertje
Een bosspel of verstoppertje
Dat zijn spelletjes waar ik mij mee kon amuseren.
Onze hond werd oud en ziek
Niet meer jong en niet meer zo kwiek
En op een dag lag hij met zijn pootjes naar omhoog.
Ik werd tien en joepie jee,
Ons moeke kreeg een goed idee
En van toen begon ik in het weekend Frans te leren.
Zo van: oui, madame bienvenue
Onder moeders paraplu
Et voila, c’est simple comme bonjour.
Op een weekendje aan zee
Reden we met de kusttram mee
Je vraagt je af waarom is dat nu bijzonder?
Ik mocht namelijk de bel indrukken
En dat zou mij zeker lukken
Maar per ongeluk drukte ik de noodrem in.
Mijn peter gaf mij zure bollen
En ‘k moest zijn sigaretten rollen
Maar roken dat heb ik nooit gedaan.
Als je eenmaal twaalf bent
Krijg je weer zo’n sacrament
En ging daarom maar catechese volgen.
Dat vormsel vertel ik u maar deels
Kreeg ik van het hulpje van Daneels
Die vette zalf die droop van mijn gezicht.
Ik studeerde aan het college af
Toen de directeur mijn diploma gaf
Zei hij voor het eerst mijn voornaam wel verkeerd.
Rekenen dat was niet te doen
Mijn grootouders die zeiden toen
Michael, jij moet een vak gaan leren.
Ik leerde er elektrotechniek
Lassen, frezen, mechaniek
Maar geschiedenis vond ik eigenlijk interessanter.
Bij de scouts was ik bij de goeie
En leidde daarom een patrouille
Maar in de Ardennen liepen we dankzij mij verloren.
Zat met die rugzak rond te trekken
Begon ik plots meisjes te ontdekken
En er werd al eens in iemands tent gefriemeld.
Op een reisje richting Egypte
En op ’t vliegveld langs de bewaking glipte
Ben ik zelden in mijn leven zo geschrokken.
De bewakers vonden mij nogal verdacht
En machtsvertoon kwam onverwacht
Plots werden vier geweren op mij gericht.
Door mijn donkere huid en haar
Zag men mij als slecht Egyptenaar
Men was bang dat ik van Al-Qaida was.
Eens op een schoolfeest werd veel geschonken
Daar heb ik voor ’t eerst bier gedronken
Na enkele glazen werd ik vreselijk ziek.
Een vriend van mij die deed toneel
En nam mij mee naar een landjuweel
Zo begon ik amateurtoneel te spelen.
Door veel rollen te proberen
Leerde ik om te acteren
Michael werd een echt komediant.
Op een theaterfestival
Een toneelwedstrijd en wat niet al
Acteren dat ging mij voor de wind.
Ik had zin voor taal zo is gebleken
En begon dan maar met Spaans te spreken
In de week ging ik naar de avondschool.
Ik had wel wat tijd zo ziet u maar
Daarnaast speelde ik ook nog gitaar
In het weekend had ik altijd wat te doen.
Ik droeg een bril en kon slecht zien
De sterkte neigde naar min tien
De oogarts zei je moet je laten opereren.
Ik luisterde naar zijn betoog
Er een kunstlens in mijn oog
Een bril hoef ik voortaan niet meer te dragen.
Toen ik op de scouts in leiding stapte
Koos ik de groep gehandicapten
De welpen spreken mij als Akela aan.
Het middelbaar zei ik gedag
Wist waar mijn interesse lag
En ben zo op de universiteit beland.
Door te blokken en te zwoegen
En bezoeken aan de kroegen
Werd ik een voorbeeldige student.
Van Caesar tot Napoleon
Van Albert II tot Echnaton
Geschiedenis studeren vind ik fijn.
Tot hierna het laatste stuk
Zo vraag mij af heb ik geluk
Of moet deze schacht er aan geloven?
Ik reken op uw goede aard
En hoop dat u mij aanvaard
En in uw Castrum – rangen op wil nemen.